Box 3
We krijgen veel reacties en vragen naar aanleiding van de informatie over box 3. Daar is een duidelijke lijn in te ontdekken:
- Je beseft je dat het forfaitaire rendement op de spaartegoeden in lijn is gebracht met het werkelijke rendement, maar dat de percentages die voor overige beleggingen en schulden worden gehanteerd nog niet gezegd kan worden.
- Het forfaitaire rendement op overige beleggingen van – kort gezegd – 6% wordt in deze economische tijden niet gehaald.
- De forfaitaire spaarvariant zoals die nu geldt pakt in de regel gunstiger uit voor spaarders en beleggers met een laag box 3 – vermogen.
- Voor risicovollere en succesvollere beleggingen pakt box 3 mogelijk gunstiger uit dan risicomijdende en slechter renderende beleggingen.
- De wetgeving met forfaitaire percentages blijft tot 2027 in stand.
- Tarieven in box 2 en box 3 wijzigen bijna jaarlijks.
Wat kan je doen?
Alle hectiek maakt dat menigeen denkt dat hij of zij ‘wat moet’. Niemand wil ‘de boot missen’. En wat zijn dan je mogelijkheden?
Bezwaar aantekenen tegen de box 3 – heffing in de aanslag inkomstenbelasting? Dat kan, als je kunt aantonen dat het werkelijke rendement lager is. Heeft bezwaar aantekenen zin? En hoe moet je het werkelijke rendement bepalen?
Uitspraken Hoge Raad
In de uitspraken van 6 juni 2024 geeft de Hoge Raad hiervoor een aantal regels:
- Zo moet voor de berekening van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 meegenomen worden, dus ook de bank- en spaartegoeden.
- Het gaat daarbij niet alleen over het rendement op het vermogen op 1 januari, maar over het rendement op het gehele vermogen gedurende het hele jaar.
- Het heffingvrije vermogen mag niet in aftrek worden gebracht.
- Bij de berekening van het werkelijke rendement gaat het om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Verder worden niet alleen de rechtstreekse voordelen uit vermogensbestanddelen betrokken in het werkelijke rendement (zoals rente, dividend en huur), maar ook de gerealiseerde én ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen.
- Kosten mogen niet in mindering komen op het rendement, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 horen.
- Bij de bepaling van het rendement in een jaar wordt, tot slot, geen rekening gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren. Er is dus geen mogelijkheid van verliesverrekening over de jaargrens heen.