Bezwaar aanslag inkomstenbelasting
Een belastingbetaler dacht hiermee een oneerlijkheid in de fiscale wetgeving te hebben gevonden en maakte op grond van het gelijkheidsbeginsel bezwaar tegen de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting. Met een succesvol beroep op het gelijkheidsbeginsel hoef je namelijk de belasting, die je op grond van de wet wel verschuldigd bent, niet te betalen.
De inspecteur wees zijn bezwaar af, maar onze belastingbetaler liet het er niet bij zitten en ging in beroep bij de Rechtbank.
Gelijkheidsbeginsel
Op grond van het gelijkheidsbeginsel vond hij dat hij net als (bepaalde) leden van het Koninklijk Huis geen inkomstenbelasting hoefde te betalen. Maar om een beroep op het gelijkheidsbeginsel te laten slagen, moet er sprake zijn van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Of het moet gaan om ongelijke gevallen die onevenredig ongelijk worden behandeld.
Belastingvrijstelling voor Koninklijk Huis
De fiscale rechter die zich over dit beroepschrift moest buigen, was kort en duidelijk in zijn oordeel. De man in kwestie was, zoals het zo mooi heet, feitelijk en rechtens niet vergelijkbaar met de leden van het Koninklijk Huis, voor wie de belastingvrijstelling geldt.
Hij was immers geen lid van het Koninklijk Huis en hij ontving ook geen uitkering van het Rijk, zoals wel het geval is bij leden van het Koninklijk Huis voor wie de belastingvrijstelling geldt.
Financieel onafhankelijk
Ook de andere mogelijkheid voor het toepassen van het gelijkheidsbeginsel mocht onze belastingbetaler niet baten. Er was dan weliswaar sprake van ongelijke gevallen, maar die werden niet onevenredig ongelijk behandeld, volgens de rechtbank. De belastingvrijstelling voor de Koning is bedoeld om geleidelijke afkalving van het oorspronkelijke vermogen van de Koning te voorkomen om zo zijn financieel onafhankelijke positie te waarborgen.
Toch belastingplichtig
En bovendien heeft deze belastingvrijstelling als achtergrond dat een duidelijke scheiding tussen de functionele kosten van het koningschap en uitgaven in de meer particuliere sfeer voor de Koning niet op een verantwoorde wijze te maken is.
Bij deze belastingbetaler kon dat onderscheid echter wel worden gemaakt en was er volgens de rechter geen reden om voor deze belastingplichtige een financieel onafhankelijke positie te waarborgen, zoals bij de Koning wel het geval was.
Ongelijk geval, ongelijk behandeld
Met andere woorden: er was sprake van ongelijke gevallen die ongelijk behandeld mochten worden en deze ongelijke behandeling was niet zo zeer onevenredig dat daardoor alsnog het gelijkheidsbeginsel toegepast moest worden.
Kortom: onze belastingbetaler moest net als (bijna) alle Nederlanders gewoon zijn aanslag betalen.